De vondst van Het Schilderij heeft natuurlijk gevolgen. De hele muur waar het onderdeel van uitmaakt gaat nu bloot en vervolgens pak ik ook de andere muren aan. Die staan bol van het watersnoodvocht. Zodat ik vanmiddag op zo’n horizontale ladder stond, een soort stellinkje, waarmee ik nog net bij het plafond kan en mijn hoogtevrees binnen de perken blijft. Het behang heeft vooral aan de onderkant een bol buikje van het naar beneden gevallen puin. Dat krijg je zo losgepulkt, want het is vochtig. Bovenaan is het echter een ander verhaal. Het zit met ontelbaar veel spijkertjes op een plaatje dat met ontelbaar veel spijkertjes op weer een plaatje zit, dat vastgeklonken lijkt aan het fraaie plafond.
Ik had mezelf omhooggewerkt tot de rechterbovenhoek, spijkertjes er zoveel mogelijk uit en wrikken maar. Het plaatwerk bewoog, maar daar hield het mee op. Een half uur lang probeerde ik het enigszins boven mijn macht, te scheuren, te breken, doormidden te zagen. Ik was boos en wanhopig. Had ik maar de spierballen van Jetze Plat. Was ik daarbij maar een centimeter of 10 langer. Had ik niet zo’n gedegenereerde onderrug en een verschoven nekwervel! Ja dan! Of moest ik toch een willekeurige Jerommeke van de straat plukken? Zelfmedelijden, stof in mijn neus, zweet onder mijn petje… ik voelde me zielig.
Er kwam een vriendin binnenlopen die adviseerde: “Je moet het plaatje doormidden breken..” Ik snibde dat ze geen dingen moest opperen die ik al tig keer geprobeerd had. Ze verdween… Nu was ik ook nog kwaad op mezelf: sjaggerijnige troel!
Maar toch hè.. er kwam beweging in het plaatje. Na een minuut of tien had ik het opeens in mijn handen. Bovenin de hoek zag ik nog een paar kleine fliebertjes donker behang, geplakt op een stukje krant. Ik sneed ze voorzichtig los. Rond 1900 dacht ik, aan de letters te zien. Hooguit 2 x 1 cm maar genoeg om blij van te worden: dit was oud.
Tevreden ging ik aan de thee. Om gestoord te worden door een enthousiaste Duitse historicus, die eerder op de dag ook al was komen binnenrennen en nu een artikel meebracht over de vermoedelijke maker van Het Schilderij. Hij had een vrouw in zijn kielzog, samen bekeken ze het stukje behang en dachten ook dat het rond 1900 geplakt moest zijn geweest.
Opeens vroeg hij: “Mag ik een keertje helpen slopen?” Ik geloofde mijn oren niet, maar hij was serieus. En al heeft hij niet de spierballen van Jetze Plat, is hij niet langer dan ik en lijkt hij in de verste verte niet op een Jerommeke, ik heb nog nooit zo volmondig ja gezegd tegen een man.